De meerwaarde van gebiedsgericht werken

De beloften van de decentralisaties dwarrelen niet vanzelf in de wijken neer, menen Pieter Hilhorst en Jos van der Lans in hun derde aflevering van ‘Nabij is beter’. De professionals buitelen soms over elkaar heen. Maar de twee auteurs zien ook de opkomst van een cultuur van verandering.
 
Pardon, zeiden ze bij het jeugd- en gezinsteam toen ze hoorden dat de huisarts in hun wijk een indicatie had afgegeven voor een gespecialiseerde jeugdinstelling in de Ardennen, waar een 15-jarige jongen uit de buurt een half jaar durende intensieve behandeling zou ondergaan. De moeder had naar eigen zeggen alles al geprobeerd voor haar gedragsgestoorde zoon, en was op advies van de school bij deze erkende kliniek terecht gekomen. De huisarts dacht: ‘Wie ben ik om te beoordelen of dit het juiste aanbod is?’ En gaf dus de indicatie af. Omdat de instelling niet precies wist waar de rekening naar toe moest, zochten ze contact met de gemeente en kwamen via internet bij het wijkteam terecht omdat ze niet zo snel iets anders konden vinden. Zo kwam de teamleider erachter, en die moest even slikken over de kosten: een kleine 30.000 euro. Wat vond het wijkteam daar eigenlijk van? Het jeugdwijkteam wist van niks. Niemand kende de jongen en eigenlijk kende het team de huisarts ook niet.
 
 Het is een tekenend voorbeeld dat de beloften van de drie decentralisaties niet als vanzelfsprekendheden de realiteit van een wijk binnen dwarrelen. Het idee is mooi: dichter bij de mensen waar het om gaat kan op deze wijze sneller, beter en adequater de dienstverlening worden georganiseerd. Bovendien kan er beter worden aangesloten bij de sociale netwerken en krachten en – last but not least – professionals kunnen elkaar beter vinden en dus samenwerken.

In wijken is het vaak een professionele drukte van belang

Goed plan, mooi streven. Maar werkt dat ook in de praktijk? Niet vanzelf. In de wijken van de grote steden is het vaak een professionele drukte van belang. In een wijk met pakweg zo’n 25.000 inwoners kan je zomaar aantreffen: een sociaal wijkteam, een jeugd- en gezin-team, een fact-team, een gebiedsgericht werkend ambulant team van jeugdzorgaanbieders, een ggz-team voor de volwassenenzorg, een aantal huisartsenpraktijken, een WMO-loket, meerdere welzijnsorganisaties, en dan laten we de scholen, de fysiotherapeuten, bewonersorganisaties en andere sociale en publieke voorzieningen nog maar even buiten beschouwing. Op ons telraam komen we dan al snel op zo’n kleine honderd professionals uit.Kennen die elkaar? Nou, dat is bijna niet te doen. Wij kwamen een psycholoog van een fact-team tegen die gebiedsgericht was gaan werken, maar nooit gehoord had van het team dat in hetzelfde gebied met multiprobleemgezinnen bezig was. We troffen leden van sociaal wijkteams die geen idee hadden of en waar er opbouwwerkers in hun wijk actief waren. En dan zwijgen we nog maar over de huisartsen die het te druk hebben om al dat nieuwe gedoe bij te houden.Kennen al die mensen het gebied? Tja, ze kennen hun klanten, en daarmee ook wel wat karakteristieken van het gebied (al dan niet achterstand, allochtonen), maar het fijne weten ze er niet van. Een overzicht ontbreekt, laat staan een overzicht dat al deze professionele dienstverleners met elkaar delen. Er zijn gemeentegidsen met adressen, er zijn websites met initiatieven, maar voor de meeste professionals zijn het levenloze letters omdat ze er geen gezicht achter kennen.

Het probleem is vaak dat niemand zich echt verantwoordelijk voelt

Zo bezien is het gebiedsgericht werken niet veel meer dan een hergroepering van professionals in een afgebakend gebied. Niet zelden vanuit strategische redeneringen is iedere organisatie met zijn mensen richting wijk gaan bewegen, maar in de praktijk verandert er weinig. De verkokering zet zich gebiedsgericht voort, de route die cliënten volgen wordt nauwelijks verlegd. De bekendheid is er niet groter op geworden. Uit onderzoek van I&O Research blijkt dat maar 3 procent van de ge-enquêteerden bij hulp voor kinderen aan het wijkteam denkt.Het probleem is dat in die trek naar de wijk niemand zich echt verantwoordelijk voelt voor de meerwaarde die gebiedsgericht werken zou moeten brengen. De verhuizing voelt nogal eens als een verplicht nummer, en dan zetten oude ressentimenten gemakkelijk de toon. Wij spraken een gz-psycholoog die het gesprek opende om de leden van de sociaal wijkteams op hun plek te zetten omdat ze hbo-opgeleid zijn: ‘Dat merk je toch meteen’. Dat schiet niet op natuurlijk.De sociaal wijkteams op hun beurt hebben het zo druk om zich in de wijk te zetten, moeten nog aan elkaar wennen, de noodzakelijke herindicaties en keukentafelgesprekken afwikkelen, zodat ze vooral met zichzelf en weinig met hun wijkrol bezig zijn. En gemeenten hebben het allemaal wel uitgetekend maar hebben welbeschouwd toch niet echt een idee wat er eigenlijk nodig is om in de buurten een professioneel gemeenschapsgevoel te creëren. Daar zijn ambtenaren ook niet echt voor uitgerust. In het ergste geval lokken ze professionals allerhande afstemmingsoverleggen in om procesafspraken te maken.

Er zijn ook teams die het vertrouwen willen winnen

Wees gerust, dit beeld is niet representatief. Er zijn natuurlijk sociale wijkteams op gang gekomen die onmiddellijk zijn gaan werken aan een cultuur van korte lijnen, die actief 06-nummers zijn gaan verzamelen en gebruiken omdat snelheid en direct persoonlijk contact eerste vereisten zijn voor effectief handelen. Er zijn app-groepjes en app-contacten ontstaan rondom cliënten, tussen professionals die snelle uitwisseling mogelijk maken. Er zijn sociaal wijkteams die een kennismakingsfeestje hebben georganiseerd voor al die vele tientallen professionals in hun buurt, of die overal langs gaan om zich voor te stellen. Dat zijn de teams die vertrouwen willen winnen en zich willen opwerpen als de spil in het professionele web, precies wat de bedoeling zou moeten zijn.Maar die actieve en open vorm van professioneel buurtsettlement spreekt bepaald niet voor zich. Het hangt erg af van het type teamleiders dat met de teams aan de slag gaat en de ruimte die het team krijgt om open verbindingen naar al die andere professionals tot stand te brengen. Wat niet meewerkt is dat sociale professionals van de Nederlandse school bepaald niet uitmunten in een open en nieuwsgierige houding ten opzichte van elkaar. De eigen reputaties en piketpaaltjes worden van oudsher behoorlijk gekoesterd. Hoe hoger in de professionele boom; hoe sceptischer over de kwaliteiten van anderen. Zo vertrouwen huisartsen, psychologen en psychiaters toch vooral op hun eigen oordeel. En allemaal zijn ze allergisch voor eindeloze overleggen, daar zit niemand op te wachten.

Ze moeten ook hun sociale verbeelding aan het werk zetten

De vernieuwingsoperatie draagt daarmee het risico dat iedereen op de vertrouwde manier toch vooral hetzelfde blijft doen. De meerwaarde van gebiedsgericht werken zou moeten zijn dat professionals door de grenzen van hun eigen mogelijkheden durven te denken en te handelen. Dat zijn bijvoorbeeld mogelijkheden die buiten het eigen gezichtsveld andere professionals aandragen, maar ook de mogelijkheden die in het sociale netwerk of informele circuit liggen opgesloten. Zo ontstaat er ruimte om te doen wat nodig is, in plaats van wat mogelijk en gebruikelijk is. Daarvoor moeten professionals in een gebied elkaar stimuleren en uitdagen. Ze moeten niet alleen hun vakmatige kennis inbrengen maar ook hun sociale verbeelding aan het werk zetten. Dat is niet iets wat een gemeenteambtenaar of toegevoegde wijkmanager voor elkaar kan krijgen, maar dat is een cultuur die professionals met elkaar moeten durven te creëren. Misschien is dat wel het moeilijkste onderdeel van de hele operatie.Maar het moet wel gebeuren. De generalist van het wijkteam liet het na die verwijzing naar de Ardenner-kliniek niet bij zitten. Ze heeft contact opgenomen met de huisarts. Die heeft beloofd dat hij in de toekomst in voorkomende gevallen de praktijkondersteuner huisartsen voor de ggz (de poh ggz) inschakelt die dan contact opneemt met het wijkteam. Ze heeft ook contact opgenomen met de school. Die heeft hetzelfde beloofd. En ze heeft contact opgenomen met de moeder. Die wilde eerst van niks weten. Maar draaide later bij. De jongen bleek na twee weken weggestuurd te zijn uit de Ardennen. Met de verschillende partijen wordt nu een maatwerk oplossing gezocht. Het kost moeite, het kost overtuigingskracht, maar het kan dus wel.Pieter Hilhorst is politicoloog en publicist, tot maart 2014 was hij wethouder in Amsterdam; Jos van der Lans is cultuurpsycholoog en publicist. Samen schreven zij:Sociaal doe-het-zelven. De idealen en de politieke praktijk. (Amsterdam: Atlas Contact, 2013).

 

 

 

 

De beste initiatieven voor stad en ommeland Logo burgerparticipatie